maandag 16 juli 2007

Bang voor onweer

Ik ben bang voor onweer. En aangezien het de laatste tijd nogal vaak onweert, ben ik dus vaak bang. Ik ben al sinds mijn 18e bang voor onweer, en dat terwijl de meeste mensen juist na hun 18e, of veelal eerder, niet meer bang zijn voor onweer. Nou, vroeger vond ik angst voor onweer iets voor watjes, en vomd ik het juist stoer om in de warme zomerregen buiten te staan, donder en bliksem trotserend.

Maar toen kwam dag waarop ik definitief bang werd. Ik werd door het meest angstaanjagende onweer op de meest angstaanjagende plaats getroffen: hoog in de bergen, met het hoogste punt vlakbij: een met staaldraden gezekerd rotsmassief. De regen kwam met bakken naar beneden, veranderde in hagel, eerst kleintjes, toen grotere hagelstenen. Binnen twee uur was de temperatuur van twintig graden tot net boven het vriespunt gezakt. Tellen tussen donder en bliksem kon niet meer, het kwam tegelijk, dus dat betekende dat we er echt middenin zaten. Zowel horizontaal, als vertikaal. De bliksem was zo dichtbij dat 'ie niet meer wit was maar rood, en hij flitste horizontaal langs ons. En we moesten nog zo'n end... klimmen langs ijzer, lopen, over het zadel (een zadel is een zadelvormig stuk landschap in de bergen dat gevaarlijk is met slecht weer en vooral met wind, omdat de wind door de vorm van het landschap sterk kan versnellen). Over dat zadel stond zo'n extreme wind dat we niks anders konden dan hand-in-hand kruipen.

Twaalf uur na vertrek uit de eerste berghut kwamen we, in de schemering, aan bij de volgende, totaal uitgeput en doorweekt. Niemand had nog mensen verwacht.
Ik kon niet ophouden met trillen.
Ze hebben ons met jenever en heel veel hete thee weer warm gekregen.

Twee weken lang had ik ongevoelige vingertoppen en pijnlijke knieen.

De volgende morgen hoorden we dat drie man van een groepje van vijf mensen dat wij onderweg waren tegengekomen en een beetje hadden uitgelachen ('ze hebben geeneens warme kleding bij zich') het niet overleefd hadden. Ze waren uitgeput en zijn doodgevroren, terwijl twee van hen hulp haalden.

Ik denk niet, dat ik ooit nog niet bang voor onweer zal zijn.

Geen opmerkingen: