Jan Wolkers is dood.
Hij was mijn voorbeeld, als schrijver. Kon ik maar zo geweldig schrijven als hij.
Het eerste literaire boek dat ik zo'n beetje las, was van hem: 'Terug naar Oegstgeest'. Acht punten op de literatuurlijst van het Eindhoven Protestants Lyceum.
Een ander boekje van zijn hand moesten we daar lezen: 'Dominee met strooien Hoed'. Dat was zo een moeilijk werkje, zei onze leraar Nederlands, dat wij het klassikaal moesten behandelen. Dat een handvol leerlingen van een klas hoger hem hadden gevraagd of het klopte, de uitleg die wij leerden, en dat hij lachend daarop had geantwoord "Ach, natuurlijk niet," maakte niets uit.
Ik was jaloers op hem, zoals hij bezig kon zijn met die beestjes in zijn tuin.
Ik was jaloers op zijn huis, zijn zoons.
Maar vooral was ik altijd stinkend jaloers op zijn avontuur op Rottumerplaat.
Dat eiland. Dat eiland waar hij (een week? ik weet het niet meer) alleen was met de natuur. Mocht zijn, van Rijkswaterstaat, want voor gewone stervelingen is dat stuk natuur zo verboden als de Verboden Stad.
O, wat had ik dat ook graag eens gedaan.
In het boek dat hij daarover schreef vertelt hij dat hij hier nu eens kon meemaken hoe het voelt te poepen als een dier. Staand dus. Naakt. Weglopen met de smurrie nog tussen je billen. Zonder af te vegen of je te bekommeren om restanten die langs je blote benen naar beneden druipen.
En dat lijkt mij nou ook fantastisch. Gewoon één keer, om te voelen hoe het voelt. Eén met de natuur.
'Dat kan toch gewoon?' zul je denken, maar vindt maar eens een plek. Als je betrapt wordt ga je waarschijnlijk linea recta via politiebureau naar een gesticht. Ik denk niet dat ik het ooit aan zal durven.
Maar altijd als ik mijn behoefte doe in de vrije natuur (beide soort boodschappen), en dat gebeurt -gelukkig- best vaak, moet ik denken aan Jan Wolkers.
Dat zal wel altijd zo blijven.
Zou hij het erg vinden? Vast niet.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten